De schijnbare eenvoud van middelen waarvan Jef Paepen zich bedient – een vrouwelijk naaktmodel, de nauwelijks zichtbare ruimte van een fotostudio, licht en schaduw, het harde maar immer subtiele zwartwit en de korrel van het fotopapier – brengt de toeschouwer allicht op een dwaalspoor. Wat de fotograaf ons doorheen zijn gestaag evoluerende oeuvre laat zien, lijkt ongecompliceerd. Niets is evenwel minder waar.
Op zijn geheel eigen wijze beoefent Paepen de fotografie van de verbeelding, het genre dat het medium heeft opgerekt van een loutere afbeelding van de werkelijkheid tot allerlei vormen van transformatie en vertekening, deconstructie en assemblage, kritiek en commentaar, omkering en suggestie. Nooit zijn de beelden die Paepen laat ontstaan zuivere vormexperimenten. Altijd vertelt hij een gelaagd verhaal, waarvan de titel iets van de mogelijke betekenis onthult. Elk van deze beelden kan dan ook gelezen en zelfs ontcijferd worden als een complexe boodschap.
Nooit wordt er zomaar ‘geregistreerd’: altijd bewandelt de fotograaf de omweg van de transformatie. Die kan heel lang of veeleer kort zijn, met medeweten van het model of post factum in de nabewerking. Huid kan droge, gebarsten materie worden, een figuur wordt weleens gefragmenteerd zodat we de identiteit van het model als problematisch ervaren. Verwarring en twijfel zijn immers van alle (moderne en postmoderne) tijden. Soms zijn de ogen van de vrouwen gesloten, hun gezichten afgewend. Er wordt zo hardnekkig gezwegen dat de gestalten helemaal door het papier worden opgeslokt.
Is het de poëzie van de Parijse dichter en kunstcriticus Charles Baudelaire (1821-1867) die de fotograaf heeft meegesleurd in de slipstream van het symbolisme, een stroming die meer dan één fin-de-siècle in zijn ban heeft gehouden? Met zijn beeldenreeks Le goût de l’éternel (2017) schrijft Paepen zich expliciet in Baudelaires esthetiek in. In de titels van deze foto’s herkennen we fragmenten uit de gedichten, maar vooral qua vorm en motief zijn zij schatplichtig aan de auteur van Les Fleurs du mal. Deze ‘bloemen van het kwaad’ komen nadrukkelijk in beeld, samen met de schoonheid van de vrouwelijke gestalte die de dichter tot zijn krachtigste verzen heeft geïnspireerd. Aftakeling, verval en dreiging zetten de toon, en altijd kijkt de dood mee tussen de lagen, de listen, de lakens en de regels van dit huiskamertheater. Te mooi om waar te zijn is het, en niet van deze tijd maar van alle tijden.
Met zijn cyclus Transiency (2020) zet de kunstenaar een nieuwe en misschien beslissende stap in de richting van de allegorie. Iedere vrouw die hij in beeld brengt, staat ook voor een begrip, een stemming of een sfeer die de toeschouwer vertrouwd voorkomt. Zo betreden wij het terrein van de beeldspraak, waar figuren ervaren worden als personages die een bepaalde betekenis en een symbolisch verhaal incarneren: geen anekdotisch relaas maar een vertelling met een universele lading – het gaat dan bijvoorbeeld over onschuld, jeugd of deugd. In de klassieke beeldende kunsten en de barokopera hebben dergelijke gestalten vaak attributen bij de hand, die fungeren als herkenningstekens en zo de ontcijfering vergemakkelijken – weegschaal en blinddoek, roos en zwijn, zandloper en zeis.
De titel van deze serie suggereert overgang en vergankelijkheid, een soort van kwetsbare tussentijd. En altijd lijkt het alsof de foto’s gedrenkt zijn in een diep, noodzakelijk en zelfs onontkoombaar zwart, dwingend als een memento mori. Elke afdruk krijgt een rechtopstaand, langgerekt formaat en de verhouding 1:2. Deze elementen herinneren aan de Japanse prenten, die in het Europa van de late negentiende eeuw zo populair waren dat het symbolisme en de art nouveau er diepgaand door beïnvloed werden. Paepens sterkste foto’s refereren – allicht onbedoeld – aan boekillustratoren als Fernand Khnopff en zelfs aan klassieke naaktstudies naar levend model, zoals ze op de academie werden (en nog af en toe worden) bedreven, met veel oog voor metier en materiaalgebruik. Door de vele structuurlagen, die behoedzaam als lakens of spiegels over en onder elke figuur worden gelegd, krijgen de beelden een korrelig en aanraakbaar aspect, dat houtskool of pastelkrijt oproept.
Dit alles verleent het geheel een weldadig gedateerd maar evengoed tijdloos karakter – dat is niet eens een punt van kritiek maar een oprecht compliment.
Eric Min,
januari 2023